‘Ze willen me dood maken’
Plaats een reactieOnderweg naar mijn kantoor loop ik langs de kinderafdeling. Ik hoor een hoop lawaai, heel veel mensen, geschreeuw. Uit nieuwsgierigheid loop ik naar binnen om te kijken wat er aan de hand is.
In een van de patiëntenkamers staan wel 20 volwassenen rondom een jonge jongen van een jaar of 13. Ze houden hem in bedwang. Een man heeft een stok in zijn handen. De jongen kijkt angstig en gromt naar de mensen. Er is geen verpleegkundige aanwezig op dat moment.
Ik verzoek iedereen naar buiten te gaan, alleen een directe verzorger mag blijven. Vader blijft en vertelt me de naam van de jongen. Ik spreek hem rustig aan en vraag wat er is. Zo gauw hij me ziet ontdooit hij. Het is echt een wereld van verschil.
Hij begint te vertellen. ‘Ze willen me dood maken.’ ‘Ik moet iets doen, het is nog niet af.’ En meer van dat soort zinnen. Ik stel hem gerust: ‘ik ben je vriend, ik ga je geen pijn doen.’ Hij klampt zich aan me vast, alsof we elkaar al jaren kennen. Hij vertelt over school, de leraren die achter hem aan zitten, de vertegenwoordigers van satan die ‘s nachts naar zijn kamer komen. Op de kamer zijn leuke dieren op de muren geschilderd, maar de jongen vraagt aan me waar dat bloed op de muur vandaan komt. Steeds als ik zie dat hij angstig wordt, roep ik hem terug. ‘Kijk me aan, ik ben hier, we zijn samen.’ En hij komt terug en vertelt verder.
Een van de familieleden is naar de apotheek gestuurd om diazepam te kopen. Even later komt hij het brengen. Zo gauw de spuit in het zicht komt, grijpt de jongen me met twee handen bij mijn polsen vast. ‘Je doet me pijn’, zeg ik. Ik zie de paniek en angst in zijn ogen, maar hij laat niet los. Zijn vader trekt zijn handen van me af en geeft me de ruimte om de medicatie toe te dienen. Ik ruim snel de spuit op en roep de jongen weer terug naar mij. ‘Kijk me aan, ik ben hier.’ Ik laat hem verder vertellen. Totdat hij bijna letterlijk in mijn armen valt. We gaan samen zitten en hij vertelt steeds trager en trager. Uiteindelijk valt hij in een diepe slaap.
Later vertelt vader dat het ongeveer vier dagen geleden is begonnen. De jongen werd agressief, slaat en bijt mensen in zijn omgeving, gromt en praat onbegrijpelijke taal.
De dag erna ga ik met de psychiatrisch verpleegkundige bij hem langs. De situatie lijkt op die van gisteren. Veel mensen, veel herrie. Zo gauw hij me ziet, slaat zijn gezicht om en begint hij weer te vertellen. ‘Ze willen me dood maken!’ Ik ga bij hem staan en stel hem gerust, terwijl de verpleegkundige met de familie praat en uitleg geeft over de diagnose. Helaas staat hun besluit vast: we gaan naar huis.
Een paar uur later zie ik hem met zijn handen vastgebonden op een motortaxi voorbij komen. De tranen springen in mijn ogen. Onmacht is wat ik voel.
Soms willen we zo graag onze patiënten helpen, maar staan andere dingen in de weg. Dit is een typisch voorbeeld in mijn omgeving, hier in Tanzania. Psychiatrie is echt onbekend terrein, onder de bevolking, maar zelfs onder ziekenhuispersoneel. Een mannelijke patiënt met klachten passend bij psychose wordt nog wel herkend. Maar een vrouwelijke patiënt heeft hysteria. Depressie, angst, PTSS bestaan niet. En ik, als buitenlandse dokter, hoe ingeburgerd dan ook, kan daar weinig aan veranderen.
Ook van Nathasja van Leeuwen- Er zijn nog geen reacties