Wonen in het groen
Plaats een reactieVeel van de mooiste woonplekken bevinden zich op terreinen van oude psychiatrische inrichtingen, terreinen waar de meeste gebouwen allang zijn afgebroken, maar waar nog enkele psychiatrische voorzieningen in gebruik zijn: afdelingen waar mensen langer verblijven dan op de opnameafdelingen tegenwoordig nodig is, en appartementen waar mensen min of meer zelfstandig wonen.
Die mooie terreinen bevonden zich van oudsher ver buiten de stad, in het bos en op de hei, wat nog doorklinkt in de oude namen van vroegere inrichtingen als: Duin en Bosch, Vogelenzang, Veldwijk. Het was in de tijd dat het heilzaam werd geacht dat psychiatrische patiënten buiten de drukke maatschappij verbleven. De vraag of dit werkelijk bedoeld was om psychiatrische patiënten tegen de overprikkeling van de stad te beschermen of meer om de maatschappij te vrijwaren van de aanwezigheid van psychiatrische patiënten, werd pas later gesteld. Het werd ongewenst geacht dat psychiatrische patiënten permanent verbleven op afgezonderde terreinen buiten de stad en een beweging van vermaatschappelijking werd ingezet, waarin mensen zoveel mogelijk zelfstandig gingen wonen. Inmiddels is het woord ‘overprikkeling’ in de mode (denk alleen al aan de ‘prikkelarme’ bezoekuren in musea, waarop bezoekers op kousenvoeten door het museum mogen lopen, om anderen het geluid van tikkende hakken te besparen) en is er toenemende aandacht voor de heilzame invloed van stilte en groen, die steeds zeldzamer worden. De steden zijn zover opgerukt, dat de oude terreinen van psychiatrische inrichtingen nog wel aan de randen van de bebouwing liggen, maar niet meer buiten de stad. En waar de psychiatrische patiënt eerst naar de maatschappij moest, komt de maatschappij nu naar de psychiatrische patiënt. Op de terreinen van de oude inrichtingen, die nog maar voor een deel aan de ggz behoren, zijn prachtige koopwoningen gebouwd, waar mensen heerlijk rustig in het groen kunnen wonen.
‘Zou je er willen wonen?’ vroeg ik een aantal collega’s en coassistenten. Het antwoord was altijd ‘nee’.
Het is een vraag die ik zelf moeilijk te beantwoorden vind. Als psychiater heb je natuurlijk altijd het risico om je niet alleen bewoner, maar ook behandelaar te gaan voelen, ook als je nergens anders zou werken. Het is moeilijk om voorbij te gaan aan buren die zichtbaar hallucineren of bewegingsstoornissen door antipsychotica hebben.
Maar als ik niets met het vak te maken zou hebben, zou ik daar dan willen wonen? Ook die vraag is moeilijk te beantwoorden, omdat je niet weet hoe je zou denken als je een ander vak had gekozen. Wat je een groot deel van je leven doet, beïnvloedt hoe je denkt. Ik kan me de keus voor wonen op een terrein van een oude psychiatrische inrichting echter wel voorstellen. En ik denk daarbij ook aan de overlast die je juist op zo’n terrein niet zou hebben: geen verkeersoverlast, geen geluidsoverlast van horeca of uitlopende tuinfeestjes van buren, geen eindeloze verbouwingen en geklus (om maar wat veelvoorkomende vormen van overlast te noemen).
Het is een goede plek om te wonen, zeggen ook de mensen die ik ken en die er een huis hebben.
En de patiënt die eindeloos wilde beargumenteren dat hij niets mankeerde (in welke termen ik zijn psychotische gevoeligheid ook benoemde) en dat hij niets met de ggz te maken wilde hebben (welke vorm van hulp we ook bespraken) was het wel met me eens dat zijn kleine hatwoning prima was. Dat hij die woning alleen kon hebben omdat hij in zorg was bij de ggz moest even bezinken. De prijs voor de woning (het patiënt moeten zijn bij de ggz) leek niet te veel betaald.
Lees meer blogs van Yolande de Kok- Er zijn nog geen reacties