Laatste nieuws
Eva Kneepkens
Eva Kneepkens
8 minuten leestijd
huisartsenpraktijk

Gevonden: ‘een toekomst­bestendig model voor jonge huisartsen’

Pensionerende dokters met een solopraktijk waren vergeefs op zoek naar opvolging

3 reacties
Lars Smook. Van links naar rechts de huisartsen Rob Vrenken, Ton Davids en Peter Kroeze.
Lars Smook. Van links naar rechts de huisartsen Rob Vrenken, Ton Davids en Peter Kroeze.

Als praktijkhoudend huisarts een opvolger vinden is niet eenvoudig. Dat geldt zeker voor de solist met een praktijk aan huis. Helemaal in een regio waar minder jonge huisartsen zich willen vestigen en commerciële partijen al zijn neergestreken. Drie pensionerende huisartsen denken nu een oplossing te hebben gevonden.

‘Je kunt solliciteren en toetreden, maar ook weer opzeggen en vertrekken als je dat wilt. Je kunt – afhankelijk van je levensmoment – meer of minder werken. Verder kun je een prima cao-conform salaris beuren, zonder zorgen op vakantie gaan, keurige secundaire arbeidsvoorwaarden toevoegen, bijscholing krijgen. Daar zou je toch jaloers op worden?’

Huisarts Rob Vrenken (66 jaar) somt enkele voordelen op van de nieuwe huisartsenpraktijk die hij met twee lotgenoten – pensionerende huisartsen die geen opvolger kunnen vinden – heeft opgericht: Carèns. Niet zomaar een praktijk, maar een stichting die praktijkhouder is. Hoewel een stichting niet uniek is, is dit initiatief wel bijzonder en kan het als blauwdruk dienen voor andere huisartsenpraktijken.

Tijden veranderen

‘Toen ik een verbeterplan moest maken om me als huisarts te herregistreren, dacht ik: er valt niet zo veel meer te verbeteren’, zegt huisarts Ton Davids (67 jaar). Dit was het moment waarop hij over de toekomst van zijn Enschedese solopraktijk aan huis ging nadenken. ‘Mijn vrouw en ik willen dat gedoe aan huis niet meer.’ Dat geldt ook voor huisarts Peter Kroeze (66 jaar). Zijn praktijk aan huis ligt hemelsbreed een paar honderd meter verderop. ‘Ik woon hier lekker en ik wil niet weg’, maar het praktijk­gedeelte (tijdelijk) beschikbaar stellen aan zijn opvolger ziet hij niet zitten. ‘Ik heb bij andere huisartsen gezien hoe een ruzieachtig sfeertje ontstond, zo van: ik wil eindelijk mijn privacy terug.’

Toen beide huisartsen zich ruim drie decennia geleden in Enschede vestigden, was er één duopraktijk, ‘van een echtpaar’, omringd door solopraktijken waar de echtgenote van de huisarts veelal als assistente werkte. Zo ging dat bij Davids en Kroeze aanvankelijk ook. ‘Ik was altijd thuis, we aten elke middag samen en als er iets was, kwamen de kinderen even de spreekkamer in rennen’, mijmert Kroeze. Maar de tijden veranderen. In het afgelopen decennium daalde in Nederland het aantal solopraktijken – al dan niet aan huis – van ruim 44 naar 16 procent. Strikt genomen is slechts 6 procent echt solist. De meeste solopraktijken maken volgens onderzoeksbureau Nivel namelijk deel uit van een ‘samenvestigingsstructuur’. Dat geldt ook voor Vrenken. ‘Ik zat in een HOED (huisartsen onder één dak, red.) in een gezondheidscentrum in Enschede. Dat raakte krap behuisd met vijf praktijken, zodat we moesten splitsen. Dat is technisch lastig’, zegt Vrenken die ook bedrijfskundige is, maar ‘als oudste’ bood hij aan om te vertrekken.

Zorgver­zekeraars lijken de solist liever kwijt dan rijk te zijn

Molensteen

Aan de afname van het aantal solisten liggen volgens Nivel onder meer ‘beleidsmatige invloeden ten grondslag’. Ook zorgverzekeraars lijken de solist liever kwijt dan rijk te zijn. Dat blijkt onder andere uit geanonimiseerde documenten die werden gepubliceerd in het kader van de Wet Open Overheid. Kroeze: ‘Mijn jongere broer werkt bij een zorgverzekeraar en zei tien jaar geleden al: ons beleid is erop gericht dat solisten verdwijnen. Nou, toen hadden we meteen ruzie, want ik was nog hartstikke enthousiast. Daarna zei mijn vrouw: “Begin er maar niet meer over tegen hem.”’

Inmiddels kunnen de twee solisten er niet meer omheen. ‘Een praktijk aan huis is geen toekomstbestendige locatie’, zegt Davids. Daarom overwogen ze zo’n vijf jaar geleden met een paar andere huisartsen om een nieuwe praktijk te bouwen. Kroeze: ‘Dat is een investering met haken en ogen waarvan we het risico niet wilden dragen.’ Een jaar later besloten Davids en Kroeze om dan maar samen een pand te huren, maar opnieuw diende zich een obstakel aan. ‘Dan moet je voor tien of vijftien jaar een huurcontract tekenen’, zegt Davids. Kroeze: ‘Dat hangt als een molensteen om je nek, want hoe dek je dat juridisch af? Zodat niet, als mij wat gebeurt, mijn vrouw en mijn kinderen nog jaren met de aflossing van het praktijkgedeelte zitten.’

‘Als ik straks geen praktijk meer aan huis heb, ga ik ’s morgens gewoon naar mijn werk en is alles geregeld’

Stichting

Zo’n twee jaar geleden bedacht Vrenken een oplossing: een stichting als praktijkhouder, want die kan wél een langdurig huurcontract afsluiten. Die constructie kende hij van een huisartsenpraktijk in Hengelo. De drie hebben het huurpand zelfs al. Dat is het gezondheidscentrum waar de praktijk van Vrenken is gehuisvest. Alleen komt Carèns op de begane grond. Davids: ‘Als de huidige huurder eruit is, gaan we het verbouwen. De tekeningen liggen al klaar.’

‘De stichting? Ik ben meer van het creatieve gedeelte’, reageert Davids als hem gevraagd wordt naar de details. Hij is als bestuurslid van de stichting belast met sociale media en personeelszaken. Op zijn LinkedIn-profiel prijkt naast huisarts ook: regisseur, schrijver en acteur. Zo maakte hij ooit een film over de impact van een tuchtklacht: De dokter en de klacht. Ook Kroeze speelt de bal liever door. ‘Rob Vrenken weet alles over die bestuurlijke stukken waar ik helemaal zenuwachtig van word.’ Kroeze houdt zich als bestuurslid bezig met ‘automatisering en telefonie’. Eerder deed hij dat al voor een huisartsenpost. Vrenken is als bestuurslid belast met de juridische en financiële zaken. Voordat hij in 2006 huisarts werd, was hij onder andere bestuurder van de GGD in Amsterdam en ‘verschillende categorale ziekenhuizen’. Hij vertelt hoe de stichting in elkaar steekt. ‘Wij gaan als huisartsengroep in de rechtspersoon van een stichting een gezamenlijke praktijk drijven, zoals dat netjes heet. De stichting is ook AGB-codehouder. Dat betekent dat die als werkgever en houder van de patiëntengroep gaat optreden. Hiervoor voegen we de drie praktijken bij elkaar. In totaal hebben we dan zo’n zes- à zevenduizend patiënten.’ Al het personeel, inclusief de huisartsen, werkt in loondienst bij de stichting. Ook de drie solisten gaan in de nadagen van hun carrière dus alsnog in loondienst. Daar kijken ze eigenlijk best naar uit. Kroeze: ‘Als ik straks geen praktijk meer aan huis heb, ga ik ’s morgens gewoon naar mijn werk en is alles geregeld.’ Daarnaast vormen ze gedrieën voorlopig het stichtingsbestuur. Het is de bedoeling dat de opvolgers hun plek in het bestuur overnemen ‘als ze dat willen’. Daarvoor is een toelage beschikbaar.

Vreemde eend

Volgens het Nivel-rapport is de maatschap veruit de meest voorkomende rechtsvorm voor een huisartsenpraktijk (45 procent). Daar hebben de drie huisartsen bewust niet voor gekozen. Vrenken: ‘In een maatschap heb je allerlei financiële en materiële verplichtingen jegens elkaar’ en dat leidt volgens hem regelmatig tot conflicten als een maat eruit stapt. Bij slechts 0,5 procent van de huisartsenpraktijken betreft het een stichting – zonder winstoogmerk – als rechtsvorm. Meestal is dat een gezondheidscentrum of een keten van centra. Een gezondheidscentrum herbergt verschillende zorgdisciplines, bijvoorbeeld enkele huisartsenpraktijken, met daarbij een praktijk van een fysiotherapeut en een verloskundige. Volgens het Nivel is een gezondheidscentrum een voorbeeld van ‘ketenvorming’ die al langer bestaat. Nieuw is de ‘commerciële ketenvorming’, zoals Centric Health en Co-Med. Die commer­ciële ketens maken gebruik van de bv als rechtsvorm (11 procent). Een belangrijk verschil tussen de rechtsvormen stichting zonder winstoogmerk en een bv is de winstverdeling. Bij een stichting vloeit de ‘winst’ in de onderneming terug, terwijl die bij de bv ‘in principe aan de aandeelhouder(s) uitgekeerd kan worden’. Carèns is een vreemde eend in de bijt. Het is wel een stichting zonder winstoogmerk, maar geen gezondheidscentrum. Vrenken kent wel andere stichtingen, zoals Familiedokters en Buurtdokters, die op hun constructie lijken, maar ‘die hebben een ander einddoel’. Die richten zich op praktijkhouderschap, maar ‘jonge dokters willen dat vaak niet’. Onderzoeker Rob Timans, coauteur van het Nivel-rapport, zegt desgevraagd dat ze bij hun onderzoek slechts een paar huisartsen tegenkwamen ‘die echt als praktijk onder de rechtsvorm stichting werken’. ‘Dus het lijkt me inderdaad een bijzondere (en interessante) constructie’, laat hij weten. Een LHV-woordvoerder bevestigt dat de stichtingsconstructie van Carèns een ‘onbekend en ongebruikelijk model’ is. Ook huisarts Rinske de Goor, bestuurslid van de VPHuisartsen, hoorde niet eerder van een dergelijke constructie. Wel vraagt ze zich af of dit ‘op lange termijn financieel rendabel is’.

Wouter Bos

De drie huisartsen rekenden het ‘op de achterkant van een sigarendoosje’ uit, en constateren: het kan net. Allereerst moeten ze de verbouwing zelf betalen. ‘Het gaat al snel over een half miljoen’, zegt Vrenken. ‘Wij hebben alle drie meer dan een normpraktijk. Dus wat we als stichting aan “winst” per jaar produceren, gebruiken we als aflossing van de schuld.’ Daarnaast zijn er nog andere kosten. ‘De accountants, notarissen, juridische adviseurs, arbeidsdeskundigen. Die kun je niet uit de NZa-tarieven betalen’, legt Vrenken uit. Daarom stapten ze naar de preferente zorgverzekeraar in hun regio: Menzis. ‘Toen we daar aanklopten, zei de man die erover gaat: “Een stichting? Daar hebben we nog nooit van gehoord.”’ Terwijl de huisartsenpraktijk in Hengelo – waar ze het idee van afkeken – al veertig jaar zo werkt. Uiteindelijk kregen de drie musketiers het voor elkaar dat Wouter Bos, voorzitter van Menzis, bij hen langskwam. Aan de keukentafel bespraken ze de problemen waar ze als pensionerende huisartsen tegenaan lopen en natuurlijk hun plan. De zorgverzekeraar heeft hen een ‘bescheiden bedrag’ voor de ‘aanloopkosten’ toegezegd, aldus de drie. Desondanks kijkt Davids met gemengde gevoelens terug op het keukentafelgesprek. ‘Ik heb sterk de indruk dat zij het wel prima vinden als wij naar Co-Med of een andere commerciële partij gaan. Dat doet wel pijn.’

Warm overdragen

Al vijf jaar zochten Davids en Kroeze naarstig naar een opvolger. Een collega-huisarts die in hetzelfde schuitje zat, Hendrik Eijgelaar (62 jaar), verkocht afgelopen zomer zijn solopraktijk aan huis aan Co-Med. Die beschikt inmiddels over een Enschedese praktijk met negenduizend patiënten, aldus regionaal dagblad Tubantia. Volgens Eijgelaar was het ‘onmogelijk gebleken’ om een opvolger te vinden. ‘Co-Med is de enige optie.’ Nog dezelfde zomer liep het grondig mis. ‘Er was trammelant in Enschede omdat de praktijk van Co-Med op vakantie ging zonder goede waarneming te regelen’, zegt Davids. Volgens Tubantia meldden patiënten zich uit wanhoop toen bij andere huisartsen en de spoedeisende hulp van het Medisch Spectrum Twente.

De drie willen hun patiënten ‘warm overdragen’ aan hun opvolger. ‘Ik kan ook een afscheidsreceptie regelen en tegen Co-Med zeggen: neem maar over’, zegt Davids, maar dat wil hij absoluut niet. ‘Naast de emotionele binding met patiënten is er ook de binding met de inhoud van het vak en wat wij belangrijk vinden, zoals de continuïteit van zorg en elkaar kennen.’ Kroeze denkt er net zo over: ‘Ik zou de stad niet meer in durven. Dan zeggen de mensen: “Daar hebben we die klap­loper die de tent verkocht heeft aan weet ik veel wat voor commerciële”. Daarvan hebben we met z’n drieën altijd gezegd: “Dat nooit.”’

Wind mee

Volgens het Capaciteitsorgaan stroomt bijna een derde van de werkzame huisartsen binnen de komende tien jaar uit het vak, vooral vanwege het pensioen. Voor solisten (met een praktijk aan huis) die met opvolgingsproblemen worstelen kan de constructie van Carèns als blauwdruk dienen. Vooral als het een stadspraktijk betreft, want ‘in kleine dorpen kun je niet zomaar zes huisartsen bij elkaar zetten’, aldus Vrenken. Hij zegt dat de drie momenteel de wind mee hebben door een aantal recente ontwikkelingen: nieuwe cao, nieuwe vaste vergoedingen voor ANW-diensten – waardoor een huisarts in loondienst niet minder hoeft te verdienen dan een zzp’er – en de belastingdienst die lijkt in te zetten op minder zzp’ers in het algemeen en dus ook de zorg.

‘Wij denken dat we een aantrekkelijk én toekomstbestendig model hebben voor jonge huisartsen’, zegt Vrenken. ‘In de stichtingsconstructie die wij hebben opgesteld en nu aan het vormgeven zijn, zit een element van ontzorgen.’ Davids: ‘Nu we in de ontwikkelfase zitten, wil ik jonge dokters benaderen met de boodschap: kom een paar dagen bij ons in de praktijk werken, dan kun je meedenken over hoe dat nieuwe plan eruit gaat zien en hoe je het pand kunt inrichten.’ Meerdere geïnteresseerde jonge huisartsen uit de regio hebben zich inmiddels bij hen gemeld. 

Lees ook:
huisartsgeneeskunde huisartsen huisartsenpraktijk pensioen
  • Eva Kneepkens

    Eva Kneepkens is arts en promoveerde binnen de reumatologie. Na een postacademische cursus wetenschapsjournalistiek en een stage bij de Volkskrant koos ze voor het journalistieke pad. Ze schrijft voor Medisch Contact onder andere over wetenschap, tuchtzaken en inrichting van zorg.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • A. G?bel

    Huisarts

    Wilt u echt beweren dat de praktijkhouders de 'boot hebben gemist'? Dat zij niet hebben 'opgelet', terwijl ze simpelweg hun noeste werk zaten te doen? Dat ze niet goed zijn in het ondernemerschap (wat dat dan ook zijn mag)? U zegt dat de ouderwetse p...raktijkhouder geen bestendige toekomstvisie heeft ontwikkeld. Dat is niet zo, ze zijn alleen rechts ingehaald door waarnemers die eigenlijk gewoon een praktijk zouden moeten overnemen maar dat niet doen, en een markt voor zichzelf creëren dóór dat niet te doen.
    U suggereert daarmee een dufheid bij praktijkhouders die er niet is.. Waarnemers zijn op de boot van praktijkhouders gesprongen, varen mee met een flexibele dienstregeling en hoeven niet eens te betalen voor het kaartje.

    U stapt in dezelfde valkuil als vele anderen: denken dat het praktijkouderschap 'niet aantrekkelijk genoeg is'. Terwijl wat er werkelijk aan de hand is is dat het waarnemerschap (te) aantrekkelijk is geworden.
    De jonge generatie artsen richten de zorg in naar hun leven in plaats van hun leven naar de zorg. Dat is op zich geen punt (zou ik misschien ook doen als ik nu jong was), ware het niet dat ze zich die houding slechts kunnen permitteren doordat praktijkhouders de kern blijven waar het systeem op draait. Als waarnemer, HIDHA of ZZP'er kun je geen bord in je tuin zetten, maar je alleen aansluiten bij iemand die wél praktijkhouder is, die patiënten op zijn naam ingeschreven heeft staan en zich committeert aan wat daarbij hoort. En die groep wordt steeds kleiner. En daar springen commerciële ketens als werkgevers van de toekomst in, helaas aangemoedigd door verzekeraars die denken dat er zoiets bestaat als een praktijk van de toekomst.

    Commerciële ketens doen dat alleen maar omdat ze een verdienmodel zien in de inschrijftarieven. Die zijn oorspronkelijk bedoeld om in de huisartspraktijken (huisvesting, personeel) te blijven investeren, maar zullen nu verdwijnen in de zakken van investeerders die kale praktijken gaan beheren (digitaal, weet je wel, de 'praktijk van de toekomst').
    Een betere oplossing zou zijn dat waarnemers wél praktijken overnemen en het praktijkmanagement uitbesteden aan een niet commerciële regio-organisatie. Maar ik vrees dat waarnemers zelfs dat niet willen, omdat - nogmaals - hun bestaan al zo goed is. Er is geen enkele prikkel om het waarnemerschap te verlaten, behalve door een enkeling die dat gewoon graag praktijkhouder wil worden (want die zijn er wel!).

    Door deze situatie - en door niets anders - zal de huisartsenzorg kaal, digitaal en commercieel worden, hoezeer de 'huisarts van de toekomst' ook zal proberen zijn spreekuur met hart en ziel te doen - want dat zit vaak wel goed, want het zijn goede dokters en goede mensen. Maar wel graag op momenten dat het hun goed uitkomt, liefst deels vanuit huis, voor 80% digitaal, en tegen een zo hoog mogelijk uurtarief. De continuïteit gaat eruit, alle zalvende Woudschoten-ambities stellen geen bal meer voor en de winst verdwijnt in verkeerde zakken van investeerders. Met als enige reden dat waarnemers zoveel verdienen dat ze niets anders meer hoeven te doen dan dat.

    Het moet maar eens gezegd worden. Ik zal ongetwijfeld op mijn kop krijgen.

    [Reactie gewijzigd door G?bel op 26-03-2024 11:02]

  • E.J. Heijstek

    huisarts

    Deze reactie is te lezen als een vervolg op mijn reactie op het artikel " Grip houden op bedrijfsketens in de huisartsenzorg: is dat mogelijk", elders in dit tijdschrift. Dit deel van de reactie beantwoordt (in mijn visie) de vraag waarom de vorige p...raktijkhouder van de praktijk waar ik werk zijn praktijk niet overgedragen kreeg aan een collega huisarts. Die praktijk valt nu onder de paraplu van Centric Health.

    De vraag is: Waarom kon de praktijkhouder-huisarts zijn praktijk niet overdoen aan een collega? Hoe heeft het zo ver kunnen komen dat grotere organisaties kunnen ontstaan in de huisartsenmarkt? In het artikel "Grip houden op bedrijfsketens in de huisartsenzorg: is dat mogelijk?" beantwoordt Sophie Niemansburg deze vraag eigenlijk heel goed: “het praktijkouderschap is niet aantrekkelijk genoeg meer”.
    Blijkbaar heeft de zittende generatie praktijkhouder-“ondernemers” een boot gemist en niet de aansluiting weten te houden met markt-ontwikkeling rond de wensen van de nieuwe generatie huisartsen, lees: de opvolging. De zittende (vergrijzende) generatie “ondernemende” huisartsen heeft zich door de politiek/zorgverzekeraars/belangengroepen en weet ik veel wie nog meer de afgelopen 20-30 jaar zo in een hoek laten zetten dat het bedrijf simpelweg niet interessant meer is voor overname. Omdat deze ondernemende dokters blijkbaar primair goede huisartsen zijn geweest en geen goede ondernemers is er niet tijdig en adequaat op de ontwikkelingen ingespeeld (zo er al enig besef van deze aanstormende bedreiging was). Een goede illustratie in mijn ogen hiervan is bovenstaand artikel. Hierin het relaas van niet tijdig meebewegende “ondernemers” die zijn blijven doen wat ze altijd deden omdat ze altijd al deden wat ze nu nog doen. En pas nu ze eindelijk doorhebben het schip al jaren zinkende is en onverkoopbaar blijkt gaan ze nadenken over hoe het eigenlijk anders had gemoeten… Tuurlijk, nu gaan nadenken over hoe je een zinkend schip nog drijvend en verkoopbaar zou kunnen houden kun je ook zien als ondernemen. Ik zie het echter meer als bewijs van falend ondernemen en bekrachtiging van mijn stelling dat een goede dokter (zorg gaat voor kosten) niet tegelijk een goede ondernemer (inkomsten gaan voor kosten) kan zijn. (de uitzondering daargelaten).
    Een goede dokter is nog geen goede ondernemer is dan ook mijn stelling. En misschien zelfs nog stelliger: een goede dokter kan geen goede ondernemer zijn. Net zo min als dat een goede ondernemer geen goede dokter kan zijn. Je hart ligt bij het één (kosten maken) of het ander (winst maken), maar minstens ben je het best in 1 van de 2 (en dus minder goed in het andere).

    Het vak huisarts is onveranderd aantrekkelijk, daar heeft ook de huidige nieuwe generatie huisartsen meestal heel bewust voor gekozen. Dokter zijn en meer specifiek huisarts zijn, daar zijn ze voor opgeleid, dat kunnen ze. Het ondernemerschap in de zin van praktijkhouder zijn is minder aantrekkelijk, zijn ze ook niet voor opgeleid en de ontwikkeling van de afgelopen 30jaar laat zien dat de zittende generatie praktijkhouders het ook niet kon (de uitzondering daargelaten natuurlijk), anders hadden we nooit in de huidige situatie verzeild geraakt. Deel van goed ondernemerschap is immers ook dat je een bestendige toekomstvisie ontwikkelt. De praktijk wijst uit dat dit niet (voldoende) gedaan is. De nieuwe generatie huisartsen ziet in dat het ondernemerschap op deze manier in de huidige “markt“ niet iets is wat je er gewoon zomaar even bij doet.

    Een ontwikkeling die je nu onder andere ziet optreden is dat ondernemers proberen de huisartsenzorg ook voor de toekomst beschikbaar te houden voor iedereen. Ondernemers die een structuur proberen op te zetten waarin huisartsen kunnen doen waar ze goed in zijn....zorg leveren! Is dat een goede ontwikkeling? De toekomst zal het moeten leren. Maar voortgaan op de huidige manier is dat zeker niet.

  • P.A.W. van Hessen

    arts Maatschappij & Gezondheid, bestuurder Stichting Amsterdamse Gezondheidscentra

    Wat een mooi initiatief! Een Stichting met alle medewerkers in loondienst, ook de huisartsen, is absoluut een toekomstbestendige manier om de huisartsenzorg vorm te geven. De Stichtingen met gezondheidscentra zijn er al decennia mee bezig. Ik herken ...heel veel in jullie verhaal, zeker ook dat deze rechtsvorm goed past in het huidige tijdsgewricht. Laten we contact zoeken en elkaar versterken. Alles voor het behoud van goede huisartsenzorg, toegankelijk voor elke inwoner van Nederland.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.